Meer over...

Prijs: | € 17.50 inclusief btw |
Verzendkosten: | € 2.95 binnen Nederland |
Levertijd: | 3 werkdag(en) |
Stuiteren
door Dirk Bolier [Romans en verhalenbundels]Het leven van Floris lijkt op het eerste gezicht op dat van elke andere student. Naast een leven vol zuipen en gokken, werkt Floris vol toewijding aan zijn studie filosofie. Het gokken brengt hem echter vaak in de (geld)problemen en door zijn buitensporige alcoholinname krijgt hij last van waanbeelden en duistere gedachten. Meer en meer overheerst de zwartheid bij Floris en hij lijkt op de rand van een afgrond te staan. Tot hij op een dag Aisa, een Engelse informaticastudente, ontmoet. Zij lijkt het licht weer terug te brengen in zijn leven. De vraag is alleen of ze op tijd is gekomen om Floris te behoeden voor de afgrond waar de drank en het gokken hem in dreigen te sleuren.
Deze titel is ook leverbaar als e-book voor de iPad of voor Android tablets, klik hier voor meer informatie.
ISBN: | 9789051798166 |
Formaat: | 140x210 millimeter (b x h) |
Omvang: | 142 pagina's |
Verschenen: | 22 december 2012 |
Bestellen...
Wat vonden anderen ervan?
Stefan van Hoek, 8 januari 2014
De roman Stuiteren van de Rotterdamse schrijver Dirk Bolier is te kenschetsen als een filosofische bildungsroman. Het boek schetst het verhaal van de ambitieuze filosofiestudent Floris, die - je zou bijna zeggen onder het motto van 'waarom het jezelf makkelijk maken als het ook moeilijk kan?' - voortdurend de grenzen van het bestaan opzoekt en regelmatig aan de rafelrand van de maatschappij vertoeft. Hij heeft altijd de neiging te veel te drinken en ook zijn gokverslaving vormt een complicerende factor in zijn ambitie uit te groeien tot een gewaardeerd schrijver. Het boek bevat een veronderstelde tegenstelling tussen de steden Amsterdam en Rotterdam. Amsterdam weerspiegelt de hectiek; in het veel rustigere Rotterdam aardt het hoofdpersonage beter. Toch is het daar dat hij voor het eerst de bodem van het bestaan van dichtbij bekijkt. Hij wordt zelfs even opgenomen op een psychiatrische afdeling van het Rotterdams Erasmus Medisch Centrum, waar een bipolaire stoornis bij hem wordt vastgesteld. Met dank aan het hem voorgeschreven middel Haldol weet hij het tij te keren. Hij vindt emplooi als webmaster en ontmoet op zijn werk collega Aisa, een filosofisch ingestelde Britse. Beiden worden verliefd. Alle ingrediënten voor een wee en zoetsappig tweede deel van de roman liggen op de loer. Die valkuil weet Bolier echter - ogenschijnlijk moeiteloos - te omzeilen. De twee gaan samen op vakantie en gaan zich regelmatig te buiten aan filosofische bespiegelingen. Deze vormen een extra laag in het verhaal en tillen het met gemak boven het niveau van een platte liefdesgeschiedenis uit. Daarnaast ligt door Floris' drankgebruik ruzie tussen beiden voortdurend op de loer, hetgeen het hosanna-gehalte de kop indrukt. Al in het begin wordt duidelijk dat het verhaal meer behelst dan sec een zelfkantroman. Hoofdpersonage Floris drinkt er in café De Vijf Sterren weliswaar behoorlijk op los, in het gezelschap van uitbater Michel, maar daar blijft het niet slechts bij. Tegelijkertijd bevat hun gesprek beschouwende bespiegelingen over pedoseksualiteit versus homoseksualiteit. Direct wordt ook duidelijk dat het voortdurend schipperen is om aan geld te komen. Floris verhandelt entreebewijzen voor een tentoonstelling van werk van Picasso. Daarnaast probeert hij een scriptie bij een uitgever te slijten om te kijken of hij op die manier nog enig geld kan verdienen. De lezer bekruipt bij al die pogingen het gevoel hem te doen overwegen of het wellicht niet ook verstandig is zijn geld gewoon niet in gokkasten te gooien. Op gokgebied vertoont hij uitstelgedrag dat een beslag op zijn geest legt. Hij procrastineert dat het een aard heeft, maar bijna telkens gaat hij toch weer voor gaas; hij werpt uiteindelijk de munten weer door de geldgleuf. In het verhaal bevinden zich diverse sprongen naar het verleden. De geschetste situatie in het ouderlijk huis vormt een basis voor Floris' latere ontsporen. Al krijgt de lezer al vrij snel het idee dat de hoofdpersoon niet helemaal fris in het hoofd is. De scène waarin hij een twistgesprek met zijn moeder op band opneemt en dreigt stappen te ondernemen, doet surrealistisch aan. Bolier zet het surrealisme - of de voortdurend op de loer liggende waanzin - kracht bij door eigenschappen en gevoelens buiten Floris' geest om aan lichaamsdelen of externe omstandigheden toe te schrijven. "Zijn benen belandden in het bos en zijn hersenen voelden zich er goed door." De schrijver gebruikt dit stijlmiddel vaker om de bipolaire stoornis van Floris aan te geven. Het geeft het gebrek aan wil van het hoofdpersonage weer. "Zijn blaas was blij met dit intitiatief", "de bomen hielpen met hun rustgevende uitstraling mee aan zijn essay" en "de skyline keek goedkeurend op hen neer". Dit soort omschrijvingen draagt tevens bij aan de vervreemding waaraan Floris ten prooi is. Een aantal scènes beziet de lezer door de ogen van 'De Kroegpatiënt'. Hoewel het zou kunnen óverkomen alsof deze verhaallijn er met de haren is bijgesleept, is het een knappe hyperbool van de werkelijkheid. De Kroegpatiënt is weliswaar een zelfstandig personage, maar kan tegelijkertijd als een uitvergroting of alter ego van Floris worden opgevat. Nóg labieler, veel meer megalomaan, veel minder intelligent, kortom: nog stukken gekker. De scènes kunnen echter ook als Floris' hersenspinsels worden gelezen. Regelmatig wordt het verhaal ook vanuit het karakter Michel aan de buitenwereld getoond. Naast de besognes in diens café De Vijf Sterren bevatten deze scènes veel commentaar op en over Floris. Hierdoor krijgt die een nog ronder karakter. In het hoofdstuk "Wit" vindt de hoogste mate van verdieping in het verhaal plaats. Floris ontmoet Aisa en beiden worden verliefd op elkaar. Hier wordt de lengte van de dialogen langer. Ze handelen over religies en de filosofische stroming het humanisme. Van Aisa krijgt Floris te horen dat de kerken het humanisme uit machtsoverwegingen hebben verbannen. Zo is de volgens haar onwenselijke situatie ontstaan dat religies in de maatschappij de boventoon gingen voeren, niet filosofen. Het is een rechtstreekse verwijzing naar de Politeia van Plato, die de belangrijkste rol aan wijsgeren en militairen toekende in zijn favoriete staatsvorm: de aristocratie. Vertaald naar de hedendaagse situatie zou een marginale rol van militairen juist wenselijk zijn. Plato leefde echter in een tijd dat er nog stadsstaten in het oude Griekenland bestonden, die regelmatig in oorlog waren. Tijdens een vakantie op het Griekse eiland Zakynthos bespreken Aisa en Floris de tekortkomingen van de democratie en de eenzijdige economische gerichtheid die dat met zich heeft meegedragen. Daarna schakelen ze terug naar een basaal niveau: de kinderwens. Op het niveau van de maatschappij geeft Aisa aan dat ontwikkelingen op het gebied van informatica nooit aan marktwerking ten prooi hadden mogen vallen, maar dat de overheid op dat vlak al in den beginne een sturende rol op zich had moeten nemen. Gedurende hun volgende vakantie, in het Tunesische Sousse, keert de visie op religie in het verhaal terug. Beide personages vinden de cultuur in het land tolerant, in weerwil van het islamitisch geloof. Die tolerantie weerspiegelt zich al op de menukaarten van de restaurants; daar zijn - net als op een groot deel van de wereld - ook gewoon hamburgers verkrijgbaar. Het doet Aisa opmerken: "Een land kan toch gewoon een tolerante cultuur hebben. Nederland staat daar ook om bekend. Of beter: stond daarom bekend." Dit kan worden gelezen als een sociaal-maatschappelijke afrekening met het Fortuynisme, later uitvergroot voortgezet door de PVV van Geert Wilders en daardoor nog steeds actueel. Aan het eind van het boek bevindt Floris zich, na een drankuitspatting te Amsterdam waarbij hij behoorlijk gewond is geraakt, in een ontwenningskliniek in een oud klooster. In de kloostertuin wordt hij geïnterviewd over zijn essay en zijn visie op het humanisme. Hij koppelt de filosofische stroming aan de wiskunde. Het resulteert in een godsbeeld dat van oneindig ver voor de oerknal dateert en ook oneindig ver zal reiken.
Stefan van Hoek, 8 januari 2014
De roman Stuiteren van de Rotterdamse schrijver Dirk Bolier is te kenschetsen als een filosofische Bildungsroman. Het boek schetst het verhaal van de ambitieuze filosofiestudent Floris, die - je zou bijna zeggen onder het motto van 'waarom het jezelf makkelijk maken als het ook moeilijk kan?' - voortdurend de grenzen van het bestaan opzoekt en regelmatig aan de rafelrand van de maatschappij vertoeft. Hij heeft altijd de neiging te veel te drinken en ook zijn gokverslaving vormt een complicerende factor in zijn ambitie uit te groeien tot een gewaardeerd schrijver. Het boek bevat een veronderstelde tegenstelling tussen de steden Amsterdam en Rotterdam. Amsterdam weerspiegelt de hectiek; in het veel rustigere Rotterdam aardt het hoofdpersonage beter. Toch is het daar dat hij voor het eerst de bodem van het bestaan van dichtbij bekijkt. Hij wordt zelfs even opgenomen op een psychiatrische afdeling van het Rotterdams Erasmus Medisch Centrum, waar een bipolaire stoornis bij hem wordt vastgesteld. Met dank aan het hem voorgeschreven middel Haldol weet hij het tij te keren. Hij vindt emplooi als webmaster en ontmoet op zijn werk collega Aisa, een filosofisch ingestelde Britse. Beiden worden verliefd. Alle ingrediënten voor een wee en zoetsappig tweede deel van de roman liggen op de loer. Die valkuil weet Bolier echter - ogenschijnlijk moeiteloos - te omzeilen. De twee gaan samen op vakantie en gaan zich regelmatig te buiten aan filosofische bespiegelingen. Deze vormen een extra laag in het verhaal en tillen het met gemak boven het niveau van een platte liefdesgeschiedenis uit. Daarnaast ligt door Floris' drankgebruik ruzie tussen beiden voortdurend op de loer, hetgeen het hosanna-gehalte de kop indrukt. Al in het begin wordt duidelijk dat het verhaal meer behelst dan sec een zelfkantroman. Hoofdpersonage Floris drinkt er in café De Vijf Sterren weliswaar behoorlijk op los, in het gezelschap van uitbater Michel, maar daar blijft het niet slechts bij. Tegelijkertijd bevat hun gesprek beschouwende bespiegelingen over pedoseksualiteit versus homoseksualiteit. Direct wordt ook duidelijk dat het voortdurend schipperen is om aan geld te komen. Floris verhandelt entreebewijzen voor een tentoonstelling van werk van Picasso. Daarnaast probeert hij een scriptie bij een uitgever te slijten om te kijken of hij op die manier nog enig geld kan verdienen. De lezer bekruipt bij al die pogingen het gevoel hem te doen overwegen of het wellicht niet ook verstandig is zijn geld gewoon niet in gokkasten te gooien. Op gokgebied vertoont hij uitstelgedrag dat een beslag op zijn geest legt. Hij procrastineert dat het een aard heeft, maar bijna telkens gaat hij toch weer voor gaas; hij werpt uiteindelijk de munten weer door de geldgleuf. In het verhaal bevinden zich diverse sprongen naar het verleden. De geschetste situatie in het ouderlijk huis vormt een basis voor Floris' latere ontsporen. Al krijgt de lezer al vrij snel het idee dat de hoofdpersoon niet helemaal fris in het hoofd is. De scène waarin hij een twistgesprek met zijn moeder op band opneemt en dreigt stappen te ondernemen, doet surrealistisch aan. Bolier zet het surrealisme - of de voortdurend op de loer liggende waanzin - kracht bij door eigenschappen en gevoelens buiten Floris' geest om aan lichaamsdelen of externe omstandigheden toe te schrijven. "Zijn benen belandden in het bos en zijn hersenen voelden zich er goed door." De schrijver gebruikt dit stijlmiddel vaker om de bipolaire stoornis van Floris aan te geven. Het geeft het gebrek aan wil van het hoofdpersonage weer. "Zijn blaas was blij met dit initiatief", "de bomen hielpen met hun rustgevende uitstraling mee aan zijn essay" en "de skyline keek goedkeurend op hen neer". Dit soort omschrijvingen draagt tevens bij aan de vervreemding waaraan Floris ten prooi is. Een aantal scènes beziet de lezer door de ogen van 'De Kroegpatiënt'. Hoewel het zou kunnen óverkomen alsof deze verhaallijn er met de haren is bijgesleept, is het een knappe hyperbool van de werkelijkheid. De Kroegpatiënt is weliswaar een zelfstandig personage, maar kan tegelijkertijd als een uitvergroting of alter ego van Floris worden opgevat. Nóg labieler, veel meer megalomaan, veel minder intelligent, kortom: nog stukken gekker. De scènes kunnen echter ook als Floris' hersenspinsels worden gelezen. Regelmatig wordt het verhaal ook vanuit het karakter Michel aan de buitenwereld getoond. Naast de besognes in diens café De Vijf Sterren bevatten deze scènes veel commentaar op en over Floris. Hierdoor krijgt die een nog ronder karakter. In het hoofdstuk "Wit" vindt de hoogste mate van verdieping in het verhaal plaats. Floris ontmoet Aisa en beiden worden verliefd op elkaar. Hier wordt de lengte van de dialogen langer. Ze handelen over religies en de filosofische stroming het humanisme. Van Aisa krijgt Floris te horen dat de kerken het humanisme uit machtsoverwegingen hebben verbannen. Zo is de volgens haar onwenselijke situatie ontstaan dat religies in de maatschappij de boventoon gingen voeren, niet filosofen. Het is een rechtstreekse verwijzing naar de Politeia van Plato, die de belangrijkste rol aan wijsgeren en militairen toekende in zijn favoriete staatsvorm: de aristocratie. Vertaald naar de hedendaagse situatie zou een marginale rol van militairen juist wenselijk zijn. Plato leefde echter in een tijd dat er nog stadsstaten in het oude Griekenland bestonden, die regelmatig in oorlog waren. Tijdens een vakantie op het Griekse eiland Zakynthos bespreken Aisa en Floris de tekortkomingen van de democratie en de eenzijdige economische gerichtheid die dat met zich heeft meegedragen. Daarna schakelen ze terug naar een basaal niveau: de kinderwens. Op het niveau van de maatschappij geeft Aisa aan dat ontwikkelingen op het gebied van informatica nooit aan marktwerking ten prooi hadden mogen vallen, maar dat de overheid op dat vlak al in den beginne een sturende rol op zich had moeten nemen. Gedurende hun volgende vakantie, in het Tunesische Sousse, keert de visie op religie in het verhaal terug. Beide personages vinden de cultuur in het land tolerant, in weerwil van het islamitisch geloof. Die tolerantie weerspiegelt zich al op de menukaarten van de restaurants; daar zijn - net als op een groot deel van de wereld - ook gewoon hamburgers verkrijgbaar. Het doet Aisa opmerken: "Een land kan toch gewoon een tolerante cultuur hebben. Nederland staat daar ook om bekend. Of beter: stond daarom bekend." Dit kan worden gelezen als een sociaal-maatschappelijke afrekening met het Fortuynisme, later uitvergroot voortgezet door de PVV van Geert Wilders en daardoor nog steeds actueel. Aan het eind van het boek bevindt Floris zich, na een drankuitspatting te Amsterdam waarbij hij behoorlijk gewond is geraakt, in een ontwenningskliniek in een oud klooster. In de kloostertuin wordt hij geïnterviewd over zijn essay en zijn visie op het humanisme. Hij koppelt de filosofische stroming aan de wiskunde. Het resulteert in een godsbeeld dat van oneindig ver voor de oerknal dateert en ook oneindig ver zal reiken.